10.2 Het Collectief Functioneringsgesprek
Bij de Kafkabrigade werken we met zogenaamde ‘collectieve functioneringsgesprekken’. Aan zo’n gesprek gaat altijd een casusonderzoek vooraf. Daarin worden feiten op een rij gezet, maar ook de beleving naar voren gebracht. Door een casus (een persoonlijk verhaal) centraal te stellen - bijvoorbeeld een leerling die niet naar school gaat, terwijl hij dat wel kan en ook wil- weten we precies waar we het over hebben. Als we een complex probleem bespreken, is het namelijk verleidelijk om in abstracties te vervallen. De moderator van het functioneringsgesprek vraagt alle aanwezigen hoe zij kunnen bijdragen aan de oplossing van dat probleem. Zo worden concrete oplossingen bedacht en abstracties voorkomen.
Het gesprek wordt op een gestructureerde manier gevoerd, beginnend bij het probleem, niet bij de oplossing. De uitvoerders komen eerst aan het woord. In passend onderwijs zijn dat de docent, de mentor, de zorgcoördinatoren, maar wellicht ook een lid van het wijkteam, want complexe problemen kun je niet altijd op school alleen aanpakken. Deze betrokkenen geven aan welke problemen ze in de uitvoering tegenkomen. Vervolgens reageren de beleidsmakers, besturen of het samenwerkingsverband daarop. En als laatste komt eventueel de politiek aan het woord. De hogere niveaus scheppen de ruimte voor het ontwikkelen van oplossingen. De collectiviteit draagt bij aan het ontwikkelen van gedragen oplossingen. De concreetheid draagt bij aan het formuleren van constructieve oplossingen. Op deze manier zoek je naar de kleinste oplossingen die de grootste bijdrage leveren aan de kern van het probleem.